Grote of Martinikerk
De Martinikerk aan de Grote Kerkstraat

Omschrijving
Hervormde Kerk. Driebeukige laatgothische kerk, aanvankelijk opgetrokken tegen een romaanse westpartij, die in 1681 instortte en toen vervangen is door een driezijdige sluiting. Dak in 1709 vernieuwd; klokkekoepel 1709. Aan de zuidzijde 16e eeuwse sacristie, met betimmering en plafond 1759; toegankelijk door gotische deur.
Inwendig
Preekstoel 1626. Klok van 1466 en een van 1543. Het orgel in de Grote- of Martinikerk te Sneek is gebouwd in de jaren 1710-1711 door de beroemde orgelmaker Arp Schnitger. Het bestond uit 36 stemmen verdeeld over Hoofdwerk, Rugwerk, Borstwerk en Pedaal. Enige belang rijke orgelbouwers die in de loop der tijden aan het orgel gewerkt hebben, zijn o.a. Christiaan Müller, Lambertus van Dam en Albertus en Willem van Gruisen. Een rigoreuze ombouw vond plaats in 1897 door de firma van Dam, die onder andere het pijpwerk van Rug- en Borstwerk verwijderde en hiervoor in de plaats een Zwelwerk bouwde achter het Hoofdwerk. In 1925 werd het tot dan toe gespaard gebleven Schnitgerpedaal vervangen door een nieuw pedaal met pneumatische kegelladen. Van Arp Schnitger bleven ruim 700 pijpen bewaard. In 1986-1988 is het orgel gerestaureerd door orgelmakerij Bakker en Timmenga te Leeuwarden. Hierbij werd het pedaal uit 1925 verwijderd en vervangen door één met mechanische traktuur; voorts werd het in strument uitgebreid met een Rugwerk in de bestaande kas.
Over de kerk
Gegevens over de stichting van de eerste kerk in Sneek zijn er niet, wellicht was deze al voor het jaar 1000 een feit. Het begin van de religieuze geschiedenis van Sneek kan op basis van archeologisch onderzoek worden gelegd omstreeks het jaar 1050 wanneer hier een tufstenen kerkje wordt gebouwd. Opmerkelijk is dat het een kerkje met zijbeuken was, wat duidt op enige allure. De kerk was gewijd aan Sint Maarten een redelijk populaire heilige in het noorden en een aanwijzing dat de bisschop van Utrecht een rol van betekenis speelde bij de stichting van de kerk. In de 13de eeuw werd een nieuwe kerk gebouwd in de toen in zwang zijnde romano-gotische stijl die twee extra torens kreeg, ook weer een indicatie dat de kerk iets meer was dan alleen parochiekerk. Er wordt wel verondersteld dat het iets te maken heeft met de aanwezigheid van het klooster van de Johannieters net buiten de stad. Pas in de 15de eeuw wordt de kerk in documenten genoemd en wordt hij ook afgebeeld in het stadszegel. Via oude Friese geschiedschrijvers weten we dat in 1498 begonnen wordt met de bouw van een geheel nieuwe kerk. Het werd een gotische kerk van rode baksteen. Omstreeks 1530 is de kerk min of meer voltooid. Tot de bouw van een nieuwe toren is het niet meer gekomen; aan de westzijde handhaafde men de torens van de oude kerken. Dit drietal torens was een curiosum, de middelste toren was van tufsteen en hoorde wellicht bij de oudste kerk, de twee buitenste torens hoorden bij 13de eeuwse kerk. De Martinikerk is als katholieke kerk gebouwd met alle kenmerken van dien. De kerk was ruim opgezet voor het doen van processies en rijk voorzien van altaren voor de vele heiligen die het katholieke geloof kende. Het bouwmateriaal van de gotische kerk bestond uit rode kloostermoppen hier en daar afgewisseld met ouder materiaal van de vorige kerk (o.a. tufsteen) en verlevendigd met natuursteen bij de vensters en de steunberen.

(afbeelding) De Grote of Martinikerk naar een tekening van Abraham Beerstraten. De tekening is zeer gedetailleerd en toont de kerk vanuit het zuidwesten. De kerk is nog in het bezit van drie romaanse torens en was nog een ware basiliek met een lichtbeuk boven het middenschip. In 1681 stortte de middelste toren in en werd besloten tot een drastische verbouwing. In 1681 stortte de middelste van de drie oude torens in. Toen het herstel van de toren niet lukte besloot men de drie torens en een deel van de kerk af te breken. De kerk werd lager gemaakt. Aan de westkant werd de kerk afgesloten met een driezijdig ‘koor’ in classicistische vormgeving. Na deze tamelijk dramatische periode werd het meubilair van de kerk grotendeels vernieuwd: onder andere kwam er in 1710 een groot orgel van de beroemde Duitse orgelmaker Arp Schnitger. Als een compensatie voor het verlies van de torens werd in 1771 op het kerkdak een koepel geplaatst waarin een carillon kwam te hangen. De luidklokken van de kerk hingen vanouds in een klokhuis aan de zuidkant van de kerk. Men moet steeds bedenken dat de kerk in deze tijd (nog) stadsbezit was. Het was ook het stadsbestuur dat in 1798 een groot portaal in classicistische stijl aan de noordkant liet bouwen naar een ontwerp van stads bouwmeester Auke Bruinsma. In datzelfde jaar werd de kerk bezit van de hervormd gemeente.
Door het oplevende religieuze leven in de 19de eeuw steeg het aantal kerkgangers. Om ze in de kerk te bergen werd onder leiding van de plaatselijke architect Albert Breunissen Troost in 1871 een grote verbouwing uitgevoerd. Er kwamen galerijen en nieuwe banken in cirkels om de oude kansel opgesteld. Met een stucplafond en een schutting boven het orgel kreeg de kerk een geheel ander aanzien. In 1925 werd een noodzakelijke restauratie vanwege verzakkingen van de pijlers aangegrepen om de kerk verder te moderniseren. Sindsdien had de kerk de aanblik van een sombere gehoorzaal. Er was echter nog genoeg monumentaliteit in huis om een grote restauratie te wettigen. Deze had in fasen plaats. Rond 1980 en in de jaren 1994-1996 werd de kerk geheel gerestaureerd waarbij gepoogd is de diverse inbreng van vijf eeuwen kerkbouw te respecteren. Zo combineert het interieur een vooral 19e eeuws meubilair met oude elementen zoals een 16e eeuwse gotische deur, een 17e eeuwse kansel, herenbank, schilderstukken en tekstborden en een 18e eeuws orgel.

Het aanzicht van het interieur van de Grote of Martinikerk wordt vooral beheerst door het cirkelvormigebankenplan uit 1872. De oudere onderdelen als preekstoel, orgel en herenbankengeven het interieur zijn cachet.